heel maken wat gebroken is
                      Dienst der bevrijding
                                        Samen leven-samen beter worden
                                        Lezing Lucasdag 2007
gelovenindestad

De gave van barmhartigheid

Pinksteren is voor velen het feest van het heimwee. Wat Lucas in
Handelingen 2 vermeldt is voor hun gevoel voorgoed verleden tijd. De Geest
grijpt mensen aan, maakt ze enthousiast en hun getuigenis is zo aanstekelijk
dat velen tot geloof in Christus komen.
Kom daar nu eens om in onze geseculariseerde wereld! In de kerk is het
moeizaam tobben en voor enthousiasme moet je bij de ‘halleluja-christenen'
zijn.

Geen vlucht naar het verleden
Door heel de kerkgeschiedenis heen heeft het geloof van die eerste
(pinkster)gemeente mensen geboeid - en terecht! Maar ik meen dat we de
Geest tekort doen als we menen dat het gemeenteleven van nu een soort
imitatie van die ‘wittebroodsweken' uit Handelingen zou moeten zijn.
Iemand heeft eens gezegd dat, zoals Jezus de ‘vleeswording' van het Woord
is, de gemeente de ‘vleeswording' van de Geest is. De Geest neemt ons met
heel onze menselijkheid, met onze aarzelingen en opgetogenheid, in dienst.
Soms worden we door de Geest ontdekt aan mogelijkheden in ons zelf waar
we geen idee van hadden (b.v. profetie), soms gebruikt Hij talenten die op
het eerste gezicht niet buitengewoons hebben (leiding geven). Bij Paulus
komen we ze beide tegen in de opsomming van ‘Geestesgaven' in zijn
brieven. In de Schrift wordt het werk van de Geest beschreven als vuur en
wind die je overkomen, maar ook als de levenwekkende dauw die wat in de
kiem aanwezig is doet uitbotten. Maar hoe dan ook, de Geest is er niet op
gericht het verleden te herhalen, maar om Gods Koninkrijk onder ons te
doen doorbreken.

De Lucasorde
In 1932 sticht een episcopaals predikant in de Verenigde Staten van Amerika
- John Gayner Banks - in zijn wijkgemeente de Lucasorde. De evangelist
Lucas, door Paulus ‘de geliefde geneesheer' genoemd, besteedt in zijn
evangelie veel aandacht aan de genezingen die Jezus verricht. Banks
maakte zich zorgen over extreme pinksterevangelisten, die meenden dat je
simpelweg terug kon naar die gemeente van het begin. Wie nu maar gelóóft,
die zal wonderen zien gebeuren, die zal zeker genezen! Hij miste in deze
benadering de barmhartigheid, die toch kenmerkend voor het optreden van
Jezus is. Tevens was hij er van overtuigd dat ook de arts en de psychiater in
hun strijd tegen ziekte en chaos ten diepste in dienst van God staan.
Geloof in en gebed om genezing mag niet uitgespeeld worden tegen het
werk van de medicus.
In 1947 slaat de Lucasorde ook internationaal zijn vleugels uit en het is ds
Pieter van Leeuwen, toenmalig secretaris van de Herv. Raad voor Kerk en
Ziekenzorg, die in 1953 de Lucasorde in Nederland introduceerde. Artsen,
verpleegkundigen, pastores en gewone gemeenteleden zoeken als leden
van de Lucasorde een bijbelse en verantwoorde weg om de ‘dienst der
genezing' binnen hun kerk weer op de agenda te plaatsen. Ze doen dat in
voorbedekringen, door aandacht te vragen voor ziekenzalving en
handoplegging en door conferenties en studiedagen waar de relatie geloof
en medisch handelen aandacht krijgt. Het was de Rotterdamse
evangelisatiepredikant Karel Kraan die onvermoeibaar heeft geijverd voor
een benadering waarin geloof en medisch handelen niet tegen elkaar
worden uitgespeeld.

De gewonde genezer
Het was de Nederlandse priester Henri Nouwen die ons bepaald heeft dat
Jezus kon genezen, omdat Hij wist wat lijden is. In onze vertechniseerde
samenleving lopen we het gevaar ‘genezing' te zien als een ‘reparatie'. Door
tijdsgebrek lopen artsen helemaal het gevaar dat ze niet naar de klacht van
de zieke luisteren, maar alleen een diagnose stellen. Maar genezing -
‘behoud' in het Nieuwe Testament - gaat ook over het herstel van relaties. De
zieke is van zijn lichaam vervreemd, voelt zich soms ook door zijn omgeving
in de steek gelaten en in dat complex raakt hij ook God nog kwijt! ‘Beter'
worden betekent in de Schrift niet simpelweg dat de oude situatie hersteld
wordt, maar dat we onszelf en anderen met nieuwe ogen gaan zien. De
Engelse arts Frank Wright, schreef nadat hij herstelde van een hartinfarct:
"Iedere toename in mijn gevoeligheid om lief te hebben, vergroot ook mijn
vermogen gewond te worden". Het is opvallend dat juist mensen die ziek zijn
soms door God gebruikt worden om anderen ‘heling' te brengen. De pastoor
van Ars (1786-1859) was tot zegen voor duizenden, terwijl hij zelf lichamelijk
gesloopt werd in zijn bediening. Hij werd in 1925 heilig verklaard en tot
patroon van de zielzorgers uitgeroepen. Vanuit een rechtlijnig
‘genezingsdogma' zou je verwachten dat je eerst zelf beter moet zijn, wil je
genezing kunnen brengen. Maar God wil door het zwakke, het menselijke
werken. Dat is een bevestiging van de stelling van Jurgen Moltmann, die zei
dat Jezus niet door zijn goddelijkheid, maar door zijn menselijkheid genas!
"Niet door zijn superieure macht, maar omdat Hij zich overgeeft aan onze
pijn en dood".

Het zijn deze woorden van Moltmann die mij hoop doen houden voor de
kerk, in al haar zwakheid en gebrekkigheid. Maar dan moet ze het wel
aandurven zwak te zijn en te lijden aan de tijd. Enthousiasme en vuurwerk,
van mij mag het. Maar onontbeerlijk is de gave van de barmhartigheid, die
ons erbij bepaalt dat we alleen samen ‘beter' kunnen worden.


ZOENEN EN ZEGENEN
over handtastelijk heil

Santo Roberto
In mijn vriendenkring moest men erom glimlachen toen ik dit thema aan
de orde stelde. In de sociale omgang moet ik meestal wat 'los' komen
en "huggen" en "zoenen" - liefst op drie wangen - probeer ik meestal te
voorkomen. Maar dat lukt niet altijd, zoals je er als christen soms ook
niet onderuit komt om anderen te zegenen. God gebruikt immers
wonderlijke mensen om zijn heil handtastelijk te maken.


Laat ik beginnen met een voorval van enkele jaren terug. Enkele jaren
geleden leidde ik een groepsreis naar het kinderdorp Casa Materna bij
Napels. We deden een dagje het eiland Ischia aan en uiteraard moeten
er dan ook wat souvenirs worden ingekocht. Iemand uit het gezelschap
vroeg of ik haar wilde vergezellen, want ze kende geen Italiaans en
zocht iets speciaals. Nu is mijn kennis van het Italiaans wel minimaal,
maar voldoende om mijn wensen duidelijk te maken. Ergens terzijde
van de Via Roma was in een klein zijstraatje een stoffenwinkeltje en
daar had ze iets moois gezien. Ik hielp haar bij de aankoop en de lap
werd op maat geknipt en ingepakt. Inmiddels zag de eigenaresse van
de winkel het kruisje dat ik droeg en vroeg of ik een "pastore" was.
Evenals 'pastor' in het Nederlands kan dat zowel een priester als een
predikant aanduiden in het Italiaans. "Si", antwoordde ik dus naar
waarheid, waarop ze vroeg of ik haar dan wilde zegenen. Ik moest dat
even verwerken en zei geen ja en geen nee. Terwijl ze mijn reisgenote
verder hielp, hoopte ik dat ze er niet meer op zou terugkomen. Maar
toen er was afgerekend, verdween ze naar achteren en kwam met een
grote plastic fles met Aqua Santa (heilig water) terug, die ze vanuit één
of ander bedevaartsoord had meegebracht. "En dan nu de zegen", zei
ze. Daar stond ik met die colafles met dat heilige water. Ik dacht, "dan
moet het maar, één, twee, drie in Godsnaam". Verwijderde de dop,
maar toen zei ze: "Padre, wacht even, ik haal m'n zus even". Ze
verdween achter in de zaak en kwam met haar bejaarde zus terug. Ze
vertelde mij dat ze dit kleine winkeltje al vele jaren samen hadden, maar
dat er grote financiële problemen waren en dat ze maar net hun hoofd
boven water konden houden. Daarom hadden ze de zegen van de Heer
toch zo ontzettend hard nodig!
Nou ja, ik heb het water laten stromen - hoe een priester zoiets doet
wist ik niet - maar ik dacht dat, net als bij de doop, veel water in ieder
geval wel goed zou zijn. En zo heb ik de beide dames kruiselings
gezegend, "in Nome di Padre, di Figlio en di Santo Spirito". Daarop
vielen ze aan mijn voet, kusten mijn handen en waren zeer dankbaar.
Mijn (protestantse) reisgenote stond er enigszins verbijsterd bij. "Doe jij
dat vaker?", vroeg ze toen we buiten liepen. Waarop ik haar gerust
stelde door te zeggen dat dit mij evenzeer had overvallen als haar.
Later heb ik er nog wat over door gefantaseerd. Stel je eens voor dat
dat kleine winkeltje in die zijstraat van de Via Roma op Ischia tot grote
bloei komt en dat er over een aantal jaren in heel Italië filialen zijn. En
op Ischia doet dan het verhaal de ronde van die anonieme heilige die
daar op een stille namiddag langs kwam en de zegen heeft gegeven.
Bij het kleine winkeltje komt een steen, ter herinnering aan het moment
dat de anonieme pastore de zegen gegeven heeft. Een gewone
hervormde dominee, die door een simpel kruisje voor een priester
werd aangezien. Het goede mensje heeft uiteraard gedacht dat ik tot
ware Moederkerk behoorde. En waarom zouden dominees daar niet
toe behoren!

Enfin, ook mensen die niet zo "zegenachtig" en "zoenerig" zijn, kunnen
er zo maar voor geplaatst worden. De vraag: "Wilt u mij zegenen?" En
dan moet je als christen van slechte huize komen als je "nee" zegt.
Waarom zou je anders aan het eind van iedere dienst de zegen mee
krijgen. Om voor jezelf te houden?

Handtastelijk heil
In Jesaja 66:10-14 staat een prachtige profetie voor Jeruzalem, waar in
uitermate "handtastelijke" (met dank aan K.J. Kraan) beelden over het
heil van God gesproken wordt.
Verheugt u met Jeruzalem en juicht over haar, gij allen die haar liefhebt.
Verblijdt u over haar met blijdschap, gij allen die over haar treurt, opdat
gij zuigt en u laaft aan haar vertroostende borst, opdat gij met volle
teugen u laaft aan haar rijke moederborst.
Want zo zegt de HERE: Zie, Ik doe haar de vrede toestromen als een
rivier en de heerlijkheid der volken als een overvolle beek; dan zult gij
zuigen, gij zult op de heup gedragen en op de knieën gekoesterd
worden. Zoals iemands moeder hem troost, zo zal Ik u troosten, ja, in
Jeruzalem zult gij getroost worden. Als gij het ziet, zal uw hart zich
verblijden, en uw gebeente zal gedijen als het jonge groen; de hand des
HEREN zal zich aan zijn knechten doen kennen en Hij zal toornen op
zijn vijanden.

Over lichamelijkheid gesproken en handtastelijkheid gesproken! De
lavende moederborst, de heup, de knieën waarop je gedragen en
gekoesterd wordt, de moeder die troost(). Gisteren werd ik
gebeld
door een vriendin en tijdens dit gesprek begon haar 2-jarig dochtertje
luid te brullen. Ze zei: "Kom maar even hier" - onderbrak ons gesprek
even - " een kusje, en nou is het over hè", toen hervatte ze het gesprek
en de pijn was over. "Een kusje, nou is het over" - en het was ook over!
Concreet, lichamelijk heil, daar weten moeders in ieder geval het
geheim van, en vaders kunnen het leren.
Daarom neem ik in dit artikel mijn uitgangspunt in een uitspraak van dr.
K.H. Miskotte, die stelde dat de lichamelijkheid het einde is van al
Gods wegen.

De lichamelijkheid is het einde van al Gods wegen.
Velen denken nog steeds dat de on-lichamelijkheid het einde is van
Gods wegen. Dat de hemel het "eindstation" is van onze pelgrimage.
Dat wij ontheven aan het gewemel hier beneden de Here God eeuwig
zullen loven als engeltjes. Dat hemelse visioen misgun ik niemand,
maar ik moet dan altijd aan "oom" Sydney Wilson van "Verdieping en
Activering" denken, die zei dat het hem nog nooit gelukt was om op
jongeren de aantrekkelijkheid van dit visioen over te brengen. "Willen
jullie werkelijk de eeuwigheid spelend op een harp doorbrengen?"
Het gaat in de bijbel niet om heil dat ontheven is aan onze
werkelijkheid, maar om het heil dat deze werkelijkheid vervult en pas
werkelijk maakt. En daarom zegt Miskotte: het einde van al Gods
wegen is de lichamelijkheid. Hij sprak ook over het "tegoed van het
Oude Testament". Het Oude Testament is niet het boekje dat "vervuld"
is door Jezus' komst, voorbij, zodat we nu aan het Nieuwe Testament
voldoende hebben.
Er is een "tegoed" van het Oude Testament en dat tegoed is de
lichamelijkheid, de concretisering van de beloften van de profeten!
Straks zal een ieder zitten onder zijn eigen wijnstok en zijn eigen
vijgeboom, het lam zal neerliggen naast de wolf en beer en schaap
zullen tezamen weiden. Die concreetheid van het heil wordt ook
uitgedrukt in de profetie over Jeruzalem, waar we gezoogd worden,
waar we ons veilig weten. Daarom gaat het in het niet verOuderde
Testament en dat hebben we nog tegoed! Daar verlangen de mensen
in Joegoslavië hartstochtelijk naar, naar een plek met een eigen
wijnstok en een eigen vijgeboom - die niet kapotgeschoten wordt -
waar ze zitten kunnen, waar ze tot rust kunnen komen, waar ze wonen
kunnen.
Dat is nog eens heil!
De bijbel geeft ons geen enkele aanleiding negatief te denken over de
lichamelijkheid. Als in de bijbel gezegd wordt dat de mens "vlees" is
(basar), dan wordt dat in de bijbel niet uitgespeeld tegen het
"geestelijke" aspect van het menszijn. Tegen de "ziel" bijvoorbeeld,
want de "ziel" (Hebreeuws: nefesj) dat is niet een aparte entiteit in die
mens, maar dat is de levendmakende adem. Dat maakt die mens in z'n
(haar) totaliteit "mens". Als Adam Eva voor het eerst ziet, dan roept hij
vrij vertaald uit: "Hoera, been van mijn been en vlees van mijn vlees". Hij
is blij met haar omdat zij die concrete mens tegenover hem is. Tot de
glorie van het menszijn behoort, dat die twee één vlees zullen zijn, zoals
Jezus zelf ook zegt. Die lijn, dat het heil in dat concrete menszijn
gevonden wordt en niet daar bovenuit gezocht hoeft te worden - dat we
daaraan niet hoeven te ontvluchten of via allerlei oefeningen als het
ware dat lichamelijke vergeten of negeren - dat wordt ook duidelijk in
het evangelie. In Johannes lezen we: "Het Woord is vlees geworden,
het heeft onder ons gewoond en we hebben Zijn heerlijkheid
aanschouwd". En het is deze Jezus, dit Woord dat ons de Vader heeft
"uitgelegd", "geëxegetiseerd" " staat er letterlijk. Prachtig toch, dat
bijbelse exegese niet resulteert in een diarree van woorden, zoals nog
wel eens gebeurt in de theologie, zodat het Woord weer woord wordt.
Maar als Jezus God voor ons " exegetiseert", dan gebeurt dat daarin
dat het heil handtastelijk wordt, vlees wordt. Duidelijker kan Jezus ons
God niet uitleggen. In het leven van Jezus komt God aan het woord.
Dat staat haaks op de gnostiek van alle eeuwen die het heil
abstraheert, die de lichamelijkheid onderwaardeert en altijd maar weer
zegt dat het gaat om het "geestelijke". Om geestelijke kennis. Er is pas
weer een boek van Jacob Slavenburg uitgekomen en in het dagblad
"Trouw" stond een recensie. Slavenburg typeert de kerkgeschiedenis
als een weg naar beneden. De oorzaak daarvan moet volgens hem
gezocht worden in de "verstoffelijking" van het menselijk bewustzijn,
zegt hij. Daardoor gaat het mis, dat wij allemaal maar verstoffelijken.
Maar ik stel, met Miskotte, dat de lichamelijkheid het eind(doel) is van
Gods wegen! Daarom heeft mijn vrouw gelijk, die altijd maar op zoek is
naar mooie stoffen en altijd maar weer voelt of het van goede kwaliteit
is. Want alleen met mooie stof maakt ze een prachtige creatie! In kleren
voor de keizer is ze niet geïnteresseerd. Het gaat immers om het
concrete, tastbare bestaan, daarin wil God gevonden worden. Daarin
wil het heil geëxegetiseerd worden.
Daarom wordt in de bijbel zo schokkend mensvormig, zo beeldend
over God gesproken. Die "mensvormigheid" doet aan Zijn anders zijn
niet af, maar bevestigt juist dat Zijn heil er voor mensen is. " Gods
rechterhand doet grote
kracht", want God heeft handen en wil bevrijden
en zegenen. "Zijn arm" is is niet te kort dat hij ons zou kunnen verlossen.
De afgoden, die zijn stom en onthand, maar God ziet, want Hij heeft
ogen! God heeft een mond, want Hij spreekt! God heeft oren, want Hij
is de God die het roepen van de ellendigen hoort!
"Ja, dat is toch maar beeldspraak", werpen sommigen tegen.
Zeker, beeldspraak is het, maar beeldspraak voor een werkelijkheid
die niet minder werkelijk is dan de beelden die gebruikt worden om
haar aan te duiden. We spreken metaforisch over God, maar het beeld,
de gelijkenis die we gebruiken, verwijst naar een "werkelijker"
werkelijkheid dan we aan kunnen duiden. We moeten dus aan de
verleiding weerstaan God te abstraheren. In de bijbel gaat het erom dat
ons horen en zien, vastgrijpen en redden, maar schamel afsteken bij het
handelen van God. Over de hand van God vond ik een mooi gedicht
van Margreet Somsen:


HEM ACHTERNA

Zijn hand
bij kinderhoofden
'laat ze tot mij komen'

Zijn vingers
schrijvend in het zand
'ga heen, zondig niet meer'

Zijn hand
gebiedend over storm
en golven

Zijn vingers brachten
vol mededogen
slijk op de ogen

met Zijn barmhartige gebaren
ging hij genezend rond
bij grote scharen

dan bij Pilatus
zijn Zijn handen stil
wat zijn mond niet zeggen wil
Ligt in Zijn zijn besloten

op Golgotha
die handen
open
naar ons toe

nu zijn wij
in Jezus' naam
zijn arm
zijn hand voortaan
koestering en streling
beschutting
hulp en heling
Hem achterna

blz. 33, Ontmoeting. Uitg. Bijbel Kiosk Vereniging, Katnr. 787

Het gaat hier over de handen van God en de handen van ons - over de
'handelingen' van God in het handelen van de gelovigen.

De Schriften ademen opstanding
Omdat de lichamelijkheid het einde is van al Gods wegen, daarom
belijdt de Kerk in het Apostolicum "de opstanding des vleses". Een
struikelblok voor spiritualisten en gnostici. "Opstanding des vleses" -
dat begint al in het Oude Testament. Denk aan die verrukkelijke
verhalen van Elia en Elisa in 1 Kon. 17 en 2 Kon. 4, waar de profeten
zich uitstrekken over dat gestorven kind en met de warmte van hun
lichaam als het ware hun leven delen met dat kind. Zij zeggen niet: "De
geest leeft verder". Nee, ware troost is het pas als de dood overwonnen
wordt! De dood moet niet slechts als gedachte, maar als werkelijkheid
teniet gedaan worden. Daar zetten deze profeten zich lijfelijk voor in,
niet met een theorie over eeuwig leven, maar met hun hele hebben en
houden, door het taboe van de dood te negeren en de gestorvenen aan
te raken. Ik denk aan het Nieuwe Testament, waar we van Paulus lezen
die zich tot het lichaam van Tabitha wendde (Hand. 9:40) en zei:
"Tabitha sta op!" Het dode lichaam van Tabitha is meer dan "stoffelijk
overschot" - daar ligt Tabitha! Daarom is het niet goed wanneer
christenen, na iemands sterven, soms suggereren dat diens dode
lichaam slechts een "huls" was. En in de professionele
uitvaartverzorging wordt veelal te routinematig gehandeld: nauwelijks is
iemand overleden of diens dode lichaam wordt uit huis weggehaald. Er
wordt zelden gevraagd of men de dode nog even thuis wil houden,
zodat er in de eigen kring afscheid genomen kan worden. In de meeste
gevallen is het mogelijk dat gestorvenen thuis opgebaard worden, maar
velen weten dat niet. Mensen die iemand verloren hebben zullen nooit
zeggen: "Dat is het lichaam van mijn man of het lichaam van mijn kind".
Ze zeggen: "Kijk eens hoe hij/zij erbij ligt".
Dat is terecht en heel bijbels en wie ons aan wil praten dat het anders
is, die gaat als het ware tegen de structuur van het leven zelf in, want wij
zijn ook ons lichaam. De mens is niet alleen maar een soort geestelijke
'kern', maar de mens is ook zijn lichaam. Ook in de bijbel is dat besef
levend. Jezus kwam om ons lichaam te behouden, om het te ontrukken
aan de machten van ziekte en dood. En in Matth. 10:28 wordt gezegd: "
vreest niet degenen die het lichaam kunnen doden maar vreest Hem
(God) die lichaam en ziel kan verderven in de hel". Als het dus over het
eeuwig wel en wee van de mens gaat, dan gaat het niet alleen over het
geestelijke stukje van de mens. Het gaat over de totale mens - "lichaam
en ziel" - die door God geschapen is. Die mens wil God behouden.

Dat concrete, bijbelse denken, heeft ook consequenties gehad voor de
waardering van het sacramentele leven in de kerk.
Als Jezus, de avond voor zijn gevangenneming, het brood deelt zegt Hij:
"Dit is Mijn lichaam". Over die woorden zijn bibliotheken vol
geschreven. De verschillen in uitleg hebben tot pijnlijke scheuringen
geleid: gaat het om transsubstantiatie of over consubstantiatie, of is het
allemaal 'alleen maar symbolisch'? Vragen waar de Jood Jezus van
Nazareth nimmer weet van heeft gehad. Jezus wist wel wat "gedenken"
is in Israël!
"Gedenken" is meer dan je iets herinneren uit het verleden. Als er
"gedacht" wordt in de Schriften, dan wordt dat verleden present
gesteld. Dat verleden is geen afgesloten gebeuren, maar in de akte van
het gedenken oefent het werkzame kracht onder ons! Als Jezus
daarom het brood in handen neemt en breekt, en het via Zijn discipelen
ons weer in handen geeft, dan zegt Hij: Als jullie het brood nemen en
breken om Mij te gedenken, dan ben Ik in jullie midden als degene die
zich nog steeds aan jullie geeft. Jezus' liefde is geen ontoegankelijk feit
in het verleden, maar Jezus is degene die Zijn liefde ook nu met ons
deelt. Daarom lezen we in het boek Openbaring dat Johannes in de
hemel "een Lam ziet, als geslacht" (Openb. 5:6). Het offer van Jezus
Christus is eeuwig present voor God de Vader. Hij is degene die zich
voor ons inzet, die zich voor eeuwig aan ons verbonden heeft.
Als wij, bij het Avondmaal, samen het brood ontvangen, dan geeft Hij
zich aan ons. Dan gebeurt Hij onder ons!
Er gebeurt niet iets (magisch) met dat stukje brood, maar Hij gebeurt
onder ons.
Daarvoor is ons wel dat brood gegeven, dat is dat hij ons in handen
geeft "tot Zijn gedachtenis". Opdat Hij nieuw onder ons zal gebeuren. Ik
meen dat deze benadering van het sacrament ons kan helpen om
onnodige tegenstellingen tussen katholieken en protestanten te
overwinnen en zo tot een nieuw verstaan van de tekenen te komen.
Hij gebeurt onder ons!
Het brood in handen nemende, het brood brekende, het brood delende,
krijgen wij deel aan de weg van Jezus die zichzelf gegeven en gedeeld
heeft. Gevende en delende betreden wij Zijn weg en hebben deel aan
Zijn lichaam. In deze samenhang spreken over "het lichaam van
Christus" krijgt een diepte-dimensie! Augustinus heeft namelijk gezegd,
dan zijn we dus in de tijd van de éne Kerk, dat deel hebben aan Zijn
lichaam, deel hebben aan dat brood, tegelijkertijd deel hebben aan
elkaar impliceert. Augustinus zegt letterlijk: " Wilt gij dus begrijpen, wat
het lichaam van Christus is, luistert dan naar de woorden van de
apostel tot de gelovigen: 'Welnu, gij zijt het lichaam van Christus en
ieder van u is een lid van dit lichaam'. Indien gij dus het lichaam van
Christus zijt en zijn ledematen, dan ligt uw geheim op de tafel van de
Heer, dan ontvangt gij uw geheim. Gij antwoordt dan: 'Amen' op wat gij
zijt, en door dit te antwoorden onderschrijft gij het. Gij hoort immers de
woorden: 'Lichaam van Christus' en gij antwoordt: 'Amen'. Wees dus
een lidmaat van Christus' lichaam, opdat uw 'Amen' waar moge zijn".
De Maaltijd vieren is zo geen bevrediging van religieuze gevoelens of
de verering van een onbegrijpelijk mysterie waarvoor we op de knieën
vallen. Nee, ons aardse bestaan is er volop aan de orde, we delen ons
leven, en al delend is Christus werkelijk onder ons. Paulus schrijft in
Gal. 6:17: "Ik draag de littekens van Jezus in mijn lichaam".
Deelhebben aan het lichaam van Jezus, dat impliceert dat de apostel in
lijden en de tegenstand, de littekens van Jezus ziet. Zo heeft hij deel
aan de weg van Jezus. Dat heeft ook een vreugdevolle kant, zegt de
apostel, want delen in zijn lichaam betekent dat we tegelijkertijd ook
mogen delen in Zijn opstandingskracht! Wij die 'met hem begraven zijn
door de doop in zijn dood', wij zullen ook leven voor de gerechtigheid in
de opstandingskracht van Jezus (Rom. 6:4 vv). Dat betekent dat we ons
lichaam onttrekken aan de dienst van de zonde (Rom. 6:13).
Weer zo'n woord met een extra diepte-dimensie van de apostel: het
gaat om ons 'lichaam', ja zeker. Maar het gaat tegelijk over het 'lichaam'
van de gemeente dat onttrokken moet worden aan de dienst der zonde.
In deze aardse concreetheid - een leven voor de gerechtigheid - mogen
wij al delen in de opstanding! Het nieuwe leven breekt door.
Theologisch noemen we dat 'realising eschatology': een eschatologie
die bezig is zich te realiseren. "Smaakt en proeft dat de Here goed is".
In de Hebreënbrief lezen we over het 'proeven van de gave van de
toekomende eeuw' - dat is de opstanding die doorbreekt in ons
bestaan.
Dat mogen we tasten in het brood, dat wordt voelbaar in de
vredesgroet die je ontvangt van je broeder en zuster in de kring. Zo
nabij is de Heer. Zo nabij als de minste onder u. Dat mag je zien: "Als
iemand één is met Christus, dan is er een nieuwe wereld; de oude orde
is voorbij, en een nieuwe is al begonnen" (2 Cor. 5:17 New English
Bible) Een nieuwe wereld in zicht! In de (Orthodoxe) kerken van het
Oosten speelt het zien een belangrijke rol: via de iconen in de eredienst
is er al een venster dat zicht geeft op de nieuwe werkelijkheid. In
voorbedediensten voor zieken geef ik dit reisicoon van Jacobus vaak
een plaatsje. Jacobus (zie hfdst. 5:13 vv) en de dienst der genezing, dat
hoort mooi bij elkaar. Op het zijpaneeltje is de Moeder Gods afgebeeld,
beeld van de Gemeente, zij staat ook voor de koestering en de troost
die daar gevonden mag worden. Kijk maar naar haar, want ze is ook
een beeld van jouw roeping als lid van die gemeente.
Je mag er dus al iets van zien. Maar ook de andere zintuigen doen
mee, denk aan de reuk van de wierook. Toen ik in Amsterdam-Oost
pas deel nam aan de oecumenische vieringen in de Rooms Katholieke
kerk, moest ik wennen aan het gebruik van wierook. Mijn protestantse
hart verzette zich ertegen en de geur herinnerde mij aan de drugscene
van de jaren zeventig. In de loop van mijn 16 Amsterdamse jaren ben ik
mij, samen met de gemeente, steeds meer thuis gaan voelen in hun
zintuigelijke liturgie.
Als ik de wierook omhoog zag stijgen in de grote koepel, dan moest ik
denken aan het Johan de Heer-lied: "Wierookgeur stijgt naar omhoog,
melodieën bruisen" en werd ik meegenomen in die hemelse liturgie.
Ach, mogen mijn gebeden tot U komen, zoals wierook opstijgt voor Uw
aangezicht"!
Gelovigen uit de calvinistische traditie moeten genezen van de
argwaan tegen de symboliek en de zintuigen weer tot hun recht laten
komen.
De geuren van wierook, kaarsen en van zalfolie, de beelden in
glas-in-lood en iconen, het horen van zowel Woord als muziek. En hoe
kan een lied je diepste wezen aanspreken! De aanraking van een
hand, van doop- of wijwater, de vredeskus.
Wat een wegen waarop God ons in onze lichamelijkheid bereikt!
"Genezing", zegt Morris Maddox "is niet in de eerste plaats van een
bepaalde kwaal afgeholpen worden, maar genezing is 'spaciousness
en growth'. Genezing is in de ruimte gezet worden en groei. Ook waar
mensen niet lichamelijk genezen, in de zin dat een bepaalde kwaal van
ze afgenomen wordt, daar kunnen ze in de ruimte gezet worden. Er kan
ook ruimte voor groei komen, waar ziekte het geestelijk leven kan
beknotten en belemmeren en mensen in een cirkeltje blijven
ronddraaien van zelfmedelijden.
Zulke 'zieken' worden tot een zegen voor anderen. Zij zijn op weg naar
gezondheid, op weg naar heil, op weg naar de volle vrede.
De sjalom, de gave van de eindtijd, waar de engelen van zongen in de
kerstnacht.
Vrede, ik zag het uitgedrukt als een open hand. Ongewapend kom ik,
om jullie te zegenen. En zo staat Jezus op de Opstandingsdag
temidden van de angstige discipelen. Hij heft zijn hand zegenend en
zegt: "Vrede zij u". De hand die Hij heft is een doorboorde hand, het is
niet de hand van een die slaat, maar van Hem die zich heeft laten slaan.
Evenzo mogen wij in onze lichaamstaal zichtbaar maken wat we
geloven en in wie. Daarom is het ook goed om bij de lofprijzing te gaan
staan en de handen omhoog te doen en het is goed tijdens vraag- en
smeekgebed je handen ontvangend open te houden. Velen hebben met
mij ervaren dat je dan meer ontvangt! Dat is geen bijgeloof - wie maar
wat in zijn stoel hangt, kan die met het hart bij de Heer zijn? Mijn
lichaam bidt en roept ook tot God!
En wat missen we het knielen in onze diensten. Wie knielt, die begint al
te bidden, nog voor er een woord op de tong is. Al knielende word je al
een ander mens, dan word je al klein. Want 'klein worden' is niet een
exercitie in je hoofd, het is een 'houding'! Wat is de lichaamstaal toch
geweldig belangrijk.
Handoplegging is één van de elementen van die lichaamstaal die de
gemeente geschonken heeft gekregen. In Hebr. 6 wordt de
handoplegging bij de fundamenten van het geloof gerekend. Dr. K.J.
Kraan noemt het een vergeten sacrament. Handoplegging spreekt van
identificatie.
In het Oude Testament legt de Hogepriester, namens het volk, zijn
handen op de zondebok.
Het is ook de priester die de handen legt op het volk, die Gods zegen
op hen legt. Ondanks hun zonden en hun schuld, is de priester hun
voorspreker ten goede en zegent ze. Handoplegging drukt
betrokkenheid uit. In dat opzicht staat de handoplegging op één lijn met
de vredeskus. Ik las van een chirurg dat hij de gewoonte had zijn
patiënten voor de operatie op de zaal te bezoeken en ze aan te raken.
Uit een onderzoek in dat ziekenhuis bleek, dat die patiënten die door
de chirurg van tevoren waren bezocht en aangeraakt, sneller en beter
herstelden van de operatie dan die patiënten die de chirurg niet gezien
en gevoeld hadden. Blijkbaar is vertrouwen een genezende factor!
Deze arts was niet alleen de man met het mes, hij was degene wiens
hand je aangeraakt heeft.
In het mooie boekje 'To heal as Jesus heals' wordt verteld dat prof.
Dolores Kreiger aan de Universiteit van New York zo'n 3000 artsen,
verpleegkundigen en therapeuten de kunst van het liefdevol aanraken
leert. Het gaat hier niet om een religieus gebaar, maar om een
"therapie". Ook in de gewone geneeskunde blijkt de aanraking van
vitaal belang voor het genezingsproces van zieken. Als dat in de
intermenselijke sfeer al zo belangrijk is, hoeveel temeer kan de
handoplegging dan, vervuld met de zegen van God, tot werktuig van heil
worden.

I
n de handoplegging gebeuren 3 dingen.
A. We verkondigen Zijn heil, zijn shalom. De oplegging der handen is
uitoefening van gezag, van autoriteit. Wie de handen oplegt doet dat
niet uit bemoeizucht of in zelfoverschatting. Nee, wij zijn Christus'
ambassadeurs en proclameren het Rijk dat komt. In de handoplegging
wordt als het ware verkondigd dat hij degene is die vrede geven zal.
B. In de handoplegging communiceren we niet onze genezende
vermogens, maar mogen wij Christus' macht demonstreren.
Zoals Jezus de golven stilde met Zijn machtswoord, zo is het de sterke
hand van God die macht oefent. "De rechterhand van God doet grote
kracht".
Soms heb ik vermoeid, en innerlijk afwezig, anderen de handen
opgelegd. En toch was er zegen!
C. De handoplegging is een expressie van de liefde van God. Het is
een symbool van de incarnatie, van de vleeswording van de liefde. Hij
legt zijn hand op mij. Hij identificeert Zich met ons en aanvaardt ons
onvoorwaardelijk.
Die drie elementen spelen altijd mee.

De zegen moet doorgegeven worden.
Ik vond bij Abel Hertzberg (brieven aan mijn kleinzoon) een prachtig fragment
over de zegen onder handoplegging.
"De laatste keer dat ik met vader en moeder bij mijn grootvader was
moest ik dicht bij zijn bed komen staan. De oude man legde zijn handen
op mijn hoofd en heeft mij gezegend. Mijn ouders huilden. Het is net of
dit moment nooit is voorbij gegaan. Net of iemand het gefixeerd heeft.
Soms komt het mij voor of die zegening in dat ziekenhuis een
onzichtbaar schilderij is geworden om altijd naar te blijven kijken. Ik ben
nu zo oud als mijn grootvader toen geweest is, misschien wel ouder,
maar ik kan niet aan hem denken of ik heb het gevoel dat ik het kind
gebleven ben van toen en nog prevelen zijn lippen de oeroude zegen
van de priesters: de Heer zegene je en Hij behoede je, Hij late Zijn
Aangezicht over je lichten en Hij zij je genadig, Hij zij bezorgd om je.
Mijn grootvader is er altijd geweest en heeft bij mij gestaan en boven
mij, toen ik trouwde, toen de kinderen geboren werden, toen vader en
moeder stierven, toen de kinderen kinderen kregen en ook toen jij
geboren werd. Hij is met mij de Duitse kampen ingegaan en heeft mij
behoed, en Hij is er nu, terwijl ik dit schrijf. Ik heb niet opgehouden een
kind te zijn en hij is niet opgehouden te zegenen."
Dat over de zegen die iemand meekrijgt en over de God die
daarachter staat en die de zegen tot een realiteit maakt.

Snoezelen
Ouderen mogen jongeren zegenen, maar ook omgekeerd. Jongeren
mogen ouderen zegenen. In bejaardencentra krijgt dat in bijzonder
gestalte, in de zorg voor demente bejaarden met wie mondelinge
communicatie niet meer mogelijk is. Mijn ervaring met demente
bejaarden is dat het gebaar en de woorden van de zegen geweldig
belangrijk kunnen zijn. Vaak bidden ze de zegen mee. Ook een lied of
een melodie kan ineens een vonk doen overspringen.
De woorden die moeder al voor ze zong, resoneren en ze worden weer
het kind dat gezegend wordt. Maar ook op een niet-christelijke wijze, -
liever niet-religieuze - , want God wil toch alles hanteren, kan er
gezegend worden. Ik denk aan het 'snoezelen' van
bejaardenverzorg(st)ers met demente bejaarden en gehandicapten.
Amerikanen zouden zeggen: 'huggen'. De ander in je armen nemen, ze
een kus geven, dat is ook een vorm van zegenen. Laten merken dat ze
niet alleen staan in die gevaarlijke wereld, waarin al die gaten in je
geheugen gevallen zijn. Tekenen van nabijheid!
Zo met elkaar omgaan moeten we voor een belangrijk deel nog leren
als christenen. Wij moeten leren elkaar in de gemeente de vredesgroet
weer te geven. En uit ervaring weet ik dat er veel kan!
Als we maar leren dat het belangrijkste niet gezegd kan worden!
Toen ik ernstig ziek in het ziekenhuis lag en niemand nog een cent voor
mijn leven gaf, toen kreeg ik van mijn beste vriend een Japanse prent
van Jezus. De Opgestane staat in de hof, achter de wenende Maria. Zij
ziet Hem niet, maar Hij zoekt haar op. Op de achterkant staat: 'voor mijn
eigen broer in het geloof". Die prent stond naast mijn bed en bij het
motorongeluk was mijn bril kapot gegaan. Steeds opnieuw hield ik de
afbeelding voor mijn bijziende ogen en herkende mij in Maria, die zo
verdrietig was. Maar dan keek ik naar Jezus, opgestaan uit de dood.
Hij is bij ons, ook als wij Hem niet zien.
Tot de huidige dag gaat deze prent met mij mee, als een sacrament,
als een teken. De brief die hij erbij schreef ben ik kwijt. De woorden zijn
vergeten, maar deze prent volgt mij op mijn wegen.

En dan is er het water als troost. Het sacrament van de doop dat mij
verzekert dat ik Zijn eigendom ben. En elke keer als ik een katholieke
kerk binnenga en er is wijwater, dan doop ik mijn vingers erin, en sla ik
een kruis om me aan mijn doop te herinneren. Dat hebben mijn
katholieke vrienden mij geleerd. Ik voel mij dan geborgen, want het
water van je doop is ook het water dat je beschermt tegen de machten
van de boze. Daarom mag gewijd water ook gebruikt worden om een
huis te reinigen. Ook dat is wel eens aan mij gevraagd, ja.
In de Paasnacht viering was ik dit jaar bij m'n nieuwe katholieke collega
te gast. Met Betsie zat ik tussen de katholieke kerkgangers in en hij zag
ons zitten. En hij nam de wijwaterkwast, doopte hem extra diep in en
wierp het water in mijn richting. Mijn brilleglazen waren nat en ik voelde
het als mijn doopvernieuwing. "Dit is het levende water van de
Paasnacht", dacht ik. "Ik word opnieuw geboren."
Natuurlijk hoet het allemaal niet! U hoeft er niet aan te geloven. Er moet
gelukkig niets in de kerk. Maar mij helpt het om mijn geloof nieuw te
beleven.

vreugde-olie
Tot slot een enkele opmerking over zalving, waarbij de scriptie () van
drs Gerken Gerkema mij geïnspireerd heeft.
Zalving is een uitermate lichamelijk gebeuren. Zalven met olie: -"eleos"
is mildheid, "elaion" is olijfolie. Ja, God is mild als de olie, zeggen de
Grieken. De olie doet hen ook direct denken aan bakken en braden, er
is immers niets wat in die zuidelijke landen niet door de olijfolie heen
gaat. Ik moest daarbij gelijk aan de profeet Jesaja denken. Daarom
schrijft hij: "Op deze berg (Sion) zal de HERE feestmaal van vette
spijzen aanrichten voor alle volken. Vette spijzen en gezuiverde,
belegen wijnen" (25:6). "Vette spijzen", natuurlijk in de olijfolie bereid,
dat kan niet anders. Sommigen weten dat ik wat met Italië heb, en
aanvankelijk was ik niet zo gecharmeerd van olijven. Misschien
verandert je smaak ook, als je theologisch en liturgisch verschuift. Ook
een glas wijn ben ik gaan waarderen.
Bij zalving denken wij direct aan zalving tot genezing, maar er is ook
een 'Salben zum Vergnügen': als een deodorant zouden wij nu zeggen.
Een zalving om je lekker "in je vel" te voelen. Zoals omgekeerd, velen
zich 's morgens, nog ongewassen en met ongekamde haren, niet
'lekker' voelen. Denkend over ons kapsel, schoot mij een hedendaagse
synoniem van zalving te binnen. Een beetje ziekenhuis zorgt dat er een
kapster is voor de patiënten. Mensen die de hele dag op bed liggen,
gaan zich zo onverzorgd en zo shabby voelen. Maar soms kom ik op
bezoek en dan straalt een patiënte, want de kapper is geweest! Ze zijn
helemaal 'opgeknapt'. Toch een parallel met zalving dus. "Een vrolijk
hart bevordert de genezing" staat er in Spreuken, laten we dus steeds
bedenken waar het hart van opleeft. Dan laat ik de diepere betekenis
van de zalving, als symbool van de mededeling van de Geest, -
waarvan de geur heel ons levenshuis wil vervullen - nog maar buiten
beschouwing.
Over zoenen en zegenen - handtastelijk heil - valt veel te zeggen.
Jammer dat de lezers het alleen met woorden moeten doen, want toen
ik mijn verhaal op Fredeshiem besloot werd er koffie geschonken. En
de aanwezigen kregen de gelegenheid de zoetheid van de Heer te
proeven. Er was namelijk een koekje bij, met liefde gebakken door een
gemeentelid uit Amsterdam, speciaal voor zilveren huwelijksfeest dat ik
die week vierde. Mijn moeder bracht de decoratie op die honderden
koekjes aan. Zijn ze niet om te zoenen zulke lieve mensen!

Artikel in Soteria, jaargang 1994, nr. 4.
Bewerking van lezing tijdens Lucasorde Conferentie 1993
Overname met bronvermelding toegestaan.



De dienst van heling in de kerk van Christus
Lezing voor Kruiskerk, Den Haag, November 2003

D
laatste jaren ben ik geboeid door de vraag hoe een gewone
gemeente een ‘helende gemeenschap’ kan worden. Daarbij gaat het
niet m een 'droom' van een kerk. Uitgangspunt voor beleid moet zijn de
g staan wat er wel mogelijk is. Bonhoeffer schreef in "Gemeinsames
leben" dat ons ideaal van de kerk het functioneren van de concrete
gemeente in de weg kan staan. Hij zegt dat er mensen zijn die zich
altijd als thermometers gedragen in het Lichaam van Christus. Zij
nemen altijd de temperatuur: "te koud!" of "te warm!" roepen zij. Het is
volgens hem echter veel beter om thermostaat te zijn: de thermostaat
meet de temperatuur en geeft een signaal dat er warmte toegevoegd
moet worden

God wil de wereld genezen

In mijn jarenlange omgang met de Schrift, en in de wisselwerking
tussen theologie en praktijk, ben ik tot een zevenvoudige heelmakende
opdracht gekomen. Ik zeg niet dat hiermee de bijbelse volheid tot zijn
recht komt. Het gaat erom dat ik zelf, in de dialoog tussen de Schrift en
mijn praktijk, deze accenten ben gaan leggen. Maar er zijn vast zaken
waarvoor ik een blinde vlek heb of Schriftgedeelten die in het
Amsterdamse (waar mijn inzichten rijpten) niet tot klinken kwamen.

Het ‘geboortedocument’ van de Lucasorde vinden we in Lucas 9. De
discipelen krijgen daar een drievoudige opdracht: ze ontvangen macht
en gezag over boze geesten, ze moeten het Koninkrijk Gods
verkondigen en zieken genezen. Die drieslag treffen we in Lucas en
Handelingen steeds weer aan: de machten weerstaan en overwinnen,
het Rijk verkondigen en de zieken genezen. Daarop komt het aan! In
mijn gemeentewerk ben ik meer en meer gaan beseffen dat 'dienst der
genezing' niet een afgeleide is van gemeente-zijn. Je hebt een
gemeente met een kerkeraad, een bejaarden-bezoekgroep, een
zendingscommissie. En dan zijn er nog een aantal super vrome lieden
die zich in de "dienst der genezing" uitleven. Nou ja, we zijn pluriform,
dus krijgen die een plaatsje ergens achteraf. In het wijkgebouw.

Zo ging dat in Amsterdam-Oost, onder mijn voorganger. Benaderd
door een initiatiefgroepje zei hij: "Waarom niet, de zaak ligt toch al bijna
plat. Laten we het maar proberen". Zijn intentie was positief: We
hebben niets meer te verliezen. Waarom de netten niet ‘aan de andere
kant’ uitgeworpen? Ik heb er gaandeweg moeite mee gekregen dat de
‘dienst der genezing’ voor velen in de gemeente, ook na twintig jaar,
een randverschijnsel is gebleven. Men had het liever geen
‘experimenten’ met de zondagse kerkdienst. Maar aparte
bijeenkomsten in het wijkgebouw, dat kon er mee door. Een enkel
gemeentelid vond de weg wel eens, maar meestal pas door de nood
gedreven. Als ik Lucas goed versta betekent gemeente zijn dat de
gemeente "a healing community is" Naar binnen toe en naar buiten!

In die bestaanswijze van de gemeente wordt de profetie vervuld van
Ezechiël 47. De tempelbeek die van onder het altaar (!) de wereld in
stroomt. "Overal waar de beek komt zal alles leven" (vs 9). Het water
dat de wereld in stroomt is symbool voor het werk van God in de
schepping. Links en rechts van die beek staan vruchtbomen: "hun
vruchten zullen tot spijze zijn en hun loof tot geneesmiddel" (vs. 12). Het
is een genezende rivier die het zout terugdringt. Overal waar de rivier
komt is leven en genezing. Dat beeld vinden we in Openbaring 22 weer
terug: de rivier met geboomte dat maandelijks vrucht draagt. Het is
eschatologie, toekomst dus, zeggen velen. Maar in Ezechiël wordt
verkondigd dat daar in deze wereld al een voorproefje van is. Een ‘zich
realiserende eschatologie’, om met Karel Kraan te spreken. De
gemeente is een stukje voorschot. De Hebreeënbrief zegt dat wij 'de
krachten der toekomende eeuw mogen smaken' (6:5). Er stroomt een
helende en genezende bron de wereld in.

En dat is nu apostolaat! Dat is gezonden zijn - opdat de wereld gezond
gemaakt wordt. Dienst der genezing moet dus niet beperkt worden tot
aandacht voor handoplegging en ziekenzalving. Het is terecht daar
aandacht voor te vragen, daar het soms vergeten en onder het stof van
de traditie verdwenen is. Maar beperken we het tot aandacht voor de
genezing van individuele zieken, dan maak je het te klein. Het gaat om
behoud - om soteria: genezing, verlossing, bevrijding. Het wordt
gebruikt waar mensen hun schuld wordt vergeven, maar ook waar
mensen genezen, zoals in Jacobus 5:15, "De zieke zal genezen
(behouden) worden". Ook in de situatie van Zacheus, die Jezus
ontvangt en zijn boeken opent. En Jezus zegt: "Heden is aan dit huis
verlossing (behoud) geschonken!" (Luk. 19:9). Dat behoud is dus heel
inclusief!

Vandaag stel ik de vraag welke de genezende elementen zijn, als we
naar de praktijk van de gewone gemeente kijken. We kijken dus naar
de gemeente in haar actuele bestaanswijze - niet zoals we haar graag
zouden willen hebben! - want we hebben geen andere gemeente dan
de gemeente die er is. Daar moeten we het mee doen. Welke
elementen kan de Geest aanraken, opdat er behoud is? Het hoeft
daarbij nog niet - het mag wel! - tot 'voorbedediensten voor zieken' te
komen.

Bij al de elementen spreek ik van 'geroepen tot' - want het gaat immers
niet om iets wat wij bedenken. Om een hobby waarin we onszelf
uitleven. Er komt, door de Schrift en de context waarin we staan, een
roeping tot ons waaraan we ons niet kunnen onttrekken!

1. Gemeenschap

Allereerst is er de roeping tot de 'gemeenschap' in het ene lichaam van
Christus. Wie tot die gemeenschap geroepen wordt, wordt 'bevrijd uit
de eenzaamheid' (Paul Tournier). Want een mens in zijn van God
vervreemde bestaan is ook horizontaal 'contactgestoord'. Zo'n mens zit
in het isolement van de schuld. Wie schuld met zich meedraagt is niet
vrij, die staat niet vrij ten opzichte van anderen en ook niet ten opzichte
van zichzelf. Een mens die uit zijn schuld wordt weggeroepen, die het
Woord van bevrijding van Godswege hoort, wordt in de gemeente
ingevoegd. Let eens op hoe die discipelen in Lucas 9 geroepen
worden om erop uit te gaan en naar de huizen van de mensen te gaan.
Daar moeten ze met de mensen het leven delen. Daar, in die gedeelde
gemeenschap, gebeuren de genezingen. Daar moeten ze eten en
drinken wat ze wordt voorgezet. Daar delen ze in de vragen. Daar delen
ze ook in de armoede - als er niet veel voor te zetten valt. Als je in die
context iets over het Koninkrijk wilt zeggen, dan sta je dus niet op de
markt waar je je spulletjes aan de man brengt als aan anonieme
mensen. Je bent bij mensen thuis, zoals Jezus bij Zacheus, waar ze hun
levensboeken voor je openen. In die context deel je dan wat jou
geschonken is. Daar wordt gemeenschap geboren en in de
gemeenschap genezen mensen.

De gemeente is geen theater, maar gemeenschap! Dat is een van de
principiële lessen die op veel plaatsen in ons land nog steeds geleerd
moet worden. Als er iets is waar wij aan bij kunnen dragen op onze
eigen plek, dan is het wel aan het doorbreken van de
schouwburg-mentaliteit. De kaders doorbreken van de one (wo)man
show, en de 'dienstdoende ouderling'. Wij hebben geen dienst, wij zijn
consumenten. En men

klaagt "dat het vandaag weer niets was". Het is of we een
theaterprogramma recenseren. "Goede preek", "de organist was niet in
vorm", enz. Maar het gaat om een gebeuren dat samen gedragen moet
worden. Er wordt gemeenschap gesticht - we dragen ons steentje aan
(welk?) - of er gebeurt niets! In dat laatste geval gaan mensen ook
onveranderd naar buiten.

Het bouwen aan de gemeenschap moeten we daarom serieus ter hand
nemen. Wij zijn vaak zo ‘geestelijk’, dat we denken dat alles van 'boven'
moet komen. Maar het begint met een goede commissie van
ontvangst! Mensen die een liedboek overhandigd krijgen of een
liederenblad, vergezeld van een hartelijk woord. Ik zou zo een handvol
verhalen kunnen vertellen van mensen die zonder die commissie van
ontvangst niet tot bekering zouden zijn gekomen! Omdat ze zo hartelijk
ontvangen werden kwamen ze terug. Het is hier anders dan elders,
waar ik niet werd opgemerkt. "Ik schrok mij eerst dood, zo'n handjevol
mensen", zei een meisje. "Maar ik had heel vlug het gevoel dat ik
werkelijk welkom was". Laten we dus niet neerkijken op wat we
organiseren kunnen. Je hebt mensen die voor de commissie van
ontvangst gevraagd worden en dan zeggen: "Ik wil wel een gebedskring
leiden. Maar in de commissie van ontvangst, is dat nou nodig?" Ook
het koffiedrinken voor of na de dienst kan de gemeenschap verdiepen -
maar daar dan wel een goede vorm voor vinden! Kijk uit dat niet
dezelfde mensen elke zondag aan tafeltjes bij elkaar klieken, zodat een
nieuweling er letterlijk niet meer tussen komt. In een kerk waarin ik
regelmatig voorging dronk men koffie na afloop in een klein zaaltje. Ik
dwaalde altijd van het ene tafeltje naar het andere en kreeg bij elke lege
stoel te horen: "Bezet, dominee". En dan ben ik nog de dominee: ik
loop niet weg! Maar je zult er vreemd zijn, hoe welkom voel je je dan?
Koffiedrinken is dan eerder buitensluitend dan wervend. Ik pleit dus
voor wat stoelen voor wie niet lang staan kunnen en een 'staande
receptie', waartussen je je vrijelijk kunt bewegen en in het gesprek
betrokken worden.

Kijk eens met de ogen van de nieuwkomer naar uw gemeente en let
vooral op zulke praktische zaken. De meest gewone dingen kunnen zo
voertuigen van de Geest worden. Berkhof neemt in zijn dogmatiek
afscheid van de sacramenten en spreekt liever over 'geleidende
elementen', voertuigen van de Geest. In dat kader noemt hij
bijvoorbeeld ook de gesprekskring. Wat daar gebeurt kan een
'sacramenteel' karakter krijgen.

De roeping tot gemeenschap, ten slotte, staat haaks op alle platvloerse
individualisme. De vraag hoe ‘mijn’ behoeften bevredigd en culturele
(wan)smaak bediend wordt, mag niet het criterium zijn waar de
gemeenschap aan gemeten wordt. Alleen als de charisma’s en
bedieningen gebundeld worden, groeit de gemeenschap in liefde (Ef.
4:16).

2. Charisma’s

We zijn geroepen om de Geest en Zijn gaven te ontvangen. Paulus zegt
immers dat ons lichaam - onze bestaanswijze - een 'tempel is van de
heilige Geest'. De Schrift tekent de mens dus als een schepsel dat
principieel open is naar God toe. De mens is niet een Geestdrager. Er
is maar een Messias, dat is Jezus Christus Maar wij zijn allen
woonplaats van de Geest - een Geest die we kunnen uitblussen en
bedroeven. Daarom wordt er in het Nieuwe Testament steeds weer
gebeden om de Geest! De aanwezigheid van de Geest is niet
vanzelfsprekend, is geen bezit. Daarom blijven we roepen: Veni
Creator Spiritus! Daarom moeten we ook niet neerkijken op het
liturgische gebed aan het begin van de eredienst, waar in de 'epiclese'
wordt gebeden om de bijstand van de Geest.

Mensen zeggen wel eens tegen mij: "In mijn kerk weten ze niets van de
Geest. Ze vragen er ook niet om". Ik vraag dan: "Wordt er aan het begin
van de dienst dan nooit om de Geest of om verlichting gebeden?" "O
ja, maar dat is maar een formule". En als de Geest daar nu eens
anders over zou denken? Als het de Geest zou behagen om op die
uitnodiging in te gaan en onder ons te komen? Als we dat nu eens
zouden geloven, zouden we dan met andere ogen en andere oren in de
dienst aanwezig zijn?

Waar het mij vooral om gaat is die principiële openheid om steeds
weer te ontvangen! Geroepen om de Geest en zijn gaven te ontvangen
betekent ook dat God daarmee tegen ons zegt dat je er mag zijn. Hij
geeft ons Zijn heilige Geest! Andrew Murray schreef 31 meditaties over
het werk van de Geest, een verrukkelijk boekje dat Vuur ooit heeft
uitgegeven. Als je gaat bidden om de Geest, zegt hij, dan is het heel
belangrijk om van de aanvang af te beseffen dat God je Zijn Geest al
gegeven heeft! Hoe zou je kunnen roepen om de Geest, als je niet weet
wie de Geest is? Wat een wonderlijke paradox: Wij die de Geest als
eerste gave hebben ontvangen, roepen om de Geest. De eeuwige,
onbegrensde God wil woning maken in mijn begrensdheid. De Griekse
filosofen zeiden: Het begrensde kan het onbegrensde niet omvatten.
Maar het evangelie verkondigt dat God in onze begrenzing woning
heeft gemaakt! Wat mooi om zo naar je eigen leven en naar de
gemeente te kijken: daar is een vindplaats van God.

Een mens mag zichzelf dus niet te laag aanslaan. Wie vraagt "wat stel
ik nou voor?", krijgt als antwoord: Jij bent beeld van God, door Hem
doorademt! En steeds als je adem tekort komt, mag je om de Geest
bidden. Jij hebt talenten ontvangen en als de Geest daar doorheen
waait, worden het misschien wel charisma's! Want we moeten de
charisma's niet allemaal een plaats geven op de bovenste,
onbereikbare plank van de kerkelijke keuken. Charisma's, lees 1 Cor.
12 en Romeinen 12 er maar op na, zijn ook bezielde, door de Geest
aangewaaide talenten. Talent om leiding te geven, om te spreken, om
te klussen. Als de Geest waait, dan zie je mensen open bloeien
waarvan je het niet verwacht zou hebben. Ik zie dat ook in mijn
gemeente gebeuren. Daarmee zijn ze geen 'charismatische mensen'
geworden, in de beperkende betekenis van dat woord. Ze zouden zich
doodschrikken als ik zou zeggen: Je moet met mij mee gaan naar de
CWN in Dalfsen, want je bent echt charismatisch. "Kan ik daarvan
genezen worden?", zouden ze me vragen. Maar misschien is dat wel
het geheim van echt charismatisch leven: anderen merken het op,
terwijl je jezelf helemaal niet bijzonder vindt.

3. Lofprijzing

We zijn geroepen tot lofprijzing. God loven dat bedenk je zelf niet. Wat
schiet je daar mee op, nietwaar? Buskes zei dat het typisch
Amsterdams was om te vragen - als het om kerkgang ging - : "Wat hep
je daar nou an?" Nee, je hebt er materieel niets aan. Overbos noemde
de liturgie "het nodige overbodige" . Het kost je tijd, waarin je allemaal
nuttige dingen zou kunnen doen zoals uitslapen, een boek schrijven of
de afwas van zaterdagavond wegwerken. De kerkgang heeft geen 'nut'
in de gewone betekenis. Bij kerkgang gaat het er, wat mij betreft, ook
niet om dat de preek met wat liedjes omplakt wordt. Nee, we komen bij
elkaar om God te lof te brengen! De preek mag er hoogstens toe
bijdragen dat de lofzang nog beter stem krijgt. Lofprijzing bepaalt ons
bij een wezenlijke dimensie van ons mens-zijn. In de oude catechismus
van de Rooms Katholieke kerk stond dat wij op aarde zijn om God te
prijzen. Zulke klassieke formuleringen ontlokken bij de meeste mensen
helaas alleen een glimlach, maar ik denk dat het hier nog niet eens zo
gek op formule is gebracht. De godsdienstoefening moet ons leren niet
altijd onze wensen en verlangens centraal te stellen, maar juist oog en
oor te krijgen voor de zegeningen van God waardoor je omgeven bent.
In de lofprijzing en de dankzegging even je verlanglijstjes vergeten, en
oog krijgen voor die God "wiens heerlijkheid de volheid is der ganse
aarde" (Jes. 6:3). Deze God ontmoet ons met Zijn overvloed. Door God
te loven banen we de weg voor Zijn heil, zegt de psalmist (50:23).
Versta mij goed, daarmee bedoel ik niet de 'goedkope' lofprijzing. Zo in
de sfeer van: laten we wat lofprijzingskoortjes gaan zingen. Lekker in de
stemming komen! Ik bedoel een lofprijzing die, zoals in het Nieuwe
Testament, gefundeerd is in het kruis. Een lofprijzing die opbloeit uit de
verkondiging dat het deze God is die in Christus onze ziekten en onze
schuld gedragen heeft en draagt. De lofprijzing van het 'en toch': toch
hebben de dood en de machten niet het laatste woord

4. Het leven delen

Geroepen tot een leven van delen. In Handelingen lezen we:"En allen,
die tot het geloof gekomen en bijeen vergaderd waren, hadden alles
gemeenschappelijk, en telkens waren er, die hun bezittingen en have
verkochten en ze uitdeelden aan allen, die er behoefte aan hadden"
(2:44,45). Een leven van delen in materiële en in spirituele zin! In
Jacobus 5: voordat er gebeden kan worden om genezing en gezalfd
worden met olie horen we: "Belijdt elkander je zonden". Een woord
waarvan je de verkeerde interpretaties af moet vegen. Velen denken
immers dat de zieke eerst zijn/haar zonden moet belijden en dat er dan
pas gebeden kan worden en gezalfd tot genezing. En zo ligt het
misverstand dat ziekte wel met de zonde van de betrokkene te maken
zal hebben. Maar er staat niet dat de zieke zijn zonden moet belijden
aan de oudsten. Jacobus schrijft: "Belijdt elkander uw zonden"! Samen
zijn we ontvangers van het behoud, van het heil. Dat impliceert
vergeving en genezing. Dat betekent dus kwetsbaar durven worden.

Als er iets is waaraan we bij kunnen dragen in de gemeente en
waardoor een klimaat van genezing ontstaat dan is het wel dat we
kwetsbaar durven worden voor elkaar. We zijn altijd zo sterk! We
vertellen elkaar het liefst onze succesverhalen. Mensen durven ambten
en posities in de kerk niet innemen omdat ze bang zijn af te gaan: "Oh
nee, dat kan ik niet" of "Daar ben ik niet geschikt voor". Maar
onderhuids speelt de angst: "Wat zullen ze van mij zeggen als ik in de
fout ga?" We durven niet zwak te zijn.

Collega's hebben mij wel verweten dat ik in de relatie tot mijn gemeente
te persoonlijk ben. "Je moet uitkijken met het delen van die persoonlijke
dingen", zeiden ze. Ik heb ook wel eens in het kerkblad geschreven dat
ik het heel erg moeilijk had. Iemand schoot mij na een kerkdienst aan
en zei: "Ik houd er niet van dat in het kerkblad te lezen". "Het spijt mij",
zei ik, "maar ik heb het geschreven omdat u het misschien aan mijn
preken zou kunnen merken of in het pastoraat. Het lijkt mij goed dat de
gemeente dan iets weet van de achtergronden. Wellicht kunnen ze ook
voor mij bidden?"

Met zwak zijn hebben we het samen moeilijk. Maar als er één is die Zijn
zwakheid met ons gedeeld heeft, dan is het Jezus Christus zelf. De
'brug' van punt 3 - de lofprijzing - naar dit punt is de viering van de
Maaltijd van de Heer. In de Katholieke traditie heet het - heel bijbels -
"Eucharistie" - dankzegging! - maar het is tegelijk het moment van het
delen. Het brood wordt gedeeld, de vredesgroet gewisseld - we
schenken elkaar vergeving en zien elkaar in de ogen. Daar geschiedt
verzoening! Ik heb het regelmatig zien gebeuren, dat mensen in de
Avondmaalskring weer 'on speaking terms' kwamen. Als daar brood en
wijn centraal liggen - tekenen van het grote offer - dan denken ze: "Wat
mij scheidt van die ander is toch te kinderachtig en te futiel om het te
blijven koesteren". En heel bewust delen ze dan de vrede met die
ander, voordat ze delen in het offer van de verzoenende liefde.

Maar in de gemeente delen we ook de genadegaven. Wat heerlijk dat
de één deze gave heeft en de ander die! Ook dat kan voorzien in een
klimaat waar mensen 'beter' van kunnen worden. Je hoeft immers niet
alles te kunnen! Wat is het doodvermoeiend als er teveel van je
gevraagd wordt. Maar in de gemeente mogen we tegen elkaar zeggen:
we zijn blij met jou en we zijn echt blij met dat ene talent, die ene gave.
Meer verwachten we niet van je. Mijn ervaring is dat, als je in het
kerkblad een oproep doet voor iets, mensen bij je komen om zich te
verontschuldigen dat ze er niet op in gegaan zijn. "Ik heb het zo druk
met .....". "Uitstekend", zeg ik dan, "maar dan was die oproep ook niet
voor jou bedoeld". Er moet in de gemeente afgerekend worden met dat
eeuwige schuldgevoel. De vicieuze cirkel van de schuld is door Jezus
zelf doorbroken. We zijn welkom zoals we zijn in de discipelkring van
Jezus. En als de Geest vaardig wordt, dan blaast Hij onze talenten aan.
Die je dan ook graag ter beschikking stelt!

5. Heiliging

Wij zijn geroepen tot heiliging. Bij deze notie krijgen sommige mensen
de kriebels. Maar K.J. Kraan schreef een prachtig boek, waarin hij
heiliging "hart van het heil" noemde. Wat heiliging is vind ik prachtig
uitgedrukt in het gebed van de psalmist: "Verenig mijn hart om Uw
Naam te vrezen" (86:11). Heiliging is vereniging van het leven. Het
klinkt ook in die geschiedenis van Martha en Maria: "Je bent bezig met
vele dingen, maar weinige zijn nodig of slechts één", zegt Jezus (Luc.
10:42). Van het vele naar het ene. En dan zeg ik er, uit eigen ervaring,
direct bij dat u dat niet in een weekje lukt. Daar heb je een leven voor
nodig. Heiliging is hier op deze wereld nooit af. Steeds weer, als je met
aspecten van de verdeeldheid hebt afgerekend in je leven, dan ontdek
je dat er andere dingen achter zaten waar je nog geen oog voor had.
Het is een lange weg, ja, maar wel een vreugdevolle! Heiliging is niet
een weg van somberheid. Geen zaak van 'ernstig christendom',
tobberig strijden tegen de zonde en de oude Adam. Kohlbrugge zei zo
beeldend: " O christen, hou toch op om met de heiligingskrukken de
berg Sion te best­gen. Werp ze toch weg!" Heiliging is namelijk iets
vreugdevols: het is de vereniging van het leven. Je leven krijgt een
glanzend middelpunt!

Dat is individuele heiliging, maar ook 'sociale heiliging', om met John
Wesley te spreken. Gerechtigheid najagen, gerechtigheid als de
horizontale gestalte van de liefde tot God. De lofprijzing is de verticale
gestalte van de liefde tot God, dan gaan de handen omhoog in
charismatische kring! Maar bij de gerechtigheid gaan de handen uit de
mouwen; dan krijgt de liefde handen en voeten. De profeet Amos
gebruikt ook het beeld van een rivier: "Maar laat het recht als water
golven, en gerechtigheid als een immer vloeiende beek " ( 5:24) Het
heil gaat als een waterstroom de wereld in, ook in haar sociale
gestalte. Dat is een helend gebeuren. Ook preventief, want het gaat er
niet alleen om de ziekte te genezen. Ziekte moet voorkomen worden!
Daarover is een aardige anekdote (voor de historiciteit ervan sta ik niet
in). De keizers in China vroeger hadden een hofarts die betaald werd
zolang de keizer gezond was. Werd de keizer ziek, dan werd zijn
salaris ingehouden! Ik denk dat heel wat artsen het hier tegenwoordig
moeilijk mee zouden hebben. Een suggestie in deze richting zou men
als een vorm van broodroof aanmerken. Toch denk ik dat het bijbelse
denken over gezondheid zich in deze richting beweegt. De machten
moeten weerstaan worden en de verzieking buitengesloten door te
luisteren naar de geboden en naar wat de Geest tot de gemeente zegt.
Stelling nemen tegen de 'werken van het vlees' (Gal. 5:20): hoererij,
onreinheid, losbandigheid, afgoderij, toverij, veten, twist, afgunst,
uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht, partijschappen, nijd,
dronkenschap, brasserijen. De werken van het vlees maken ziek! We
lezen dat ook in 1 Cor. 11, waar Paulus zegt dat er 'niet weinigen ziek
en ontslapen' zijn vanwege de partijschappen en de twisten en het
elkaar opvreten. Dat gebeurt trouwens niet alleen in de gemeente,
maar ook in de wereld. Op het werk noemen we dat 'stress', dat eet
een mens op, daaraan ga je kapot. Maar de vrucht van de Geest is
liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid,
trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Een theoloog heeft over die
vrucht van de Geest gezegd: "Ze zijn een vaccin tegen ziekten die
wortelen in ons gedrag". Waar wij de Geest de ruimte geven ons heel
te maken, daar is een vaccin tegen ziekte en verstressing.

6 . Gebed

We zijn geroepen tot gebed. Onderscheiden - niet gescheiden - van de
lofprijzing, waar ik al op in ging. Ik denk aan de intercessie, de
voorbede, en aan het gesprek met God. "Afleggen alle last en de
zonde", staat er in de brief aan de Hebreeën (12:1). Het Engels heeft
daar een mooi woord voor: "to unburden yourself". Dat is de diepste
functie van het gebed: de last afleggen. Ook de last van anderen die je
draagt: de verantwoordelijkheid waar je niet onder uit komt. Dat eeuwig
plichtsgevoel. Je mag het allemaal bij God neerleggen: daarin zit grote
genezende kracht! Wat kan dat ook in de gewone gemeente belangrijk
zijn dat in een gebedskring of avondvesper de mensen de ruimte te
geven - eventueel in een sober liturgisch kader - in hun eigen woorden
"hun last af te leggen"! En wij merken dat ook mensen die nauwelijks in
de kerk komen plaats nemen in de kring van het avondgebed. Ze
worden daar beter van. Je ziet ze er groeien. Dan worden het geen
vurige charismatici, maar je merkt op dat ze door de adem van de
Geest zijn aangeraakt.

Het is goed te beseffen dat het individuele gebed in Oude en Nieuwe
Testament wortelt in het gemeenschappelijk gebed! We mogen bidden
dus niet als een last aan individuen opleggen. In de 'dienst der
genezing' moeten we er voor oppassen dat we het gebed als een soort
‘Haarlemmer olie’ aanbevelen aan mensen die niet bidden kunnen! Er
is immers nog het gebed van de gemeente. En dat van je vriend(inn)en.
Denk aan het gebed van de vier vrienden, die hun verlamde makker bij
Jezus brengen (Luc.5:20). Toen ik zelf in het ziekenhuis lag na een
ernstig verkeersongeluk, voelde ik geen enkele vrome gedachte in mij
opwellen. Gelukkig kwam de ziekenhuispredikant, die mij een psalm
voorlas uit een vertaling van Oosterhuis. Ik werd diep getroost door dat
duizenden jaren oude gebed in een hedendaagse versie. Later zeiden
mensen wel eens: "Maar dat was een vrijzinnige dominee". Maar het
gebed dat hij bad bracht mij, die niet kon bidden, in de lichtkring van de
genade terug. De Geest gebruikt wonderlijke vehicels. Zij gebruikt zelfs
ons.

Nog één ding over het gebed, daarbij een woord van Petrus citerend:
"Wordt nuchter opdat gij kunt bidden" (1 Petr. 4:7). Wie bidt zet zijn
verstand niet op non actief. Zoals je het gebed niet aan iedereen als
geneesmiddel aan kunt bevelen, zo kun je ook niet met iedereen in elke
situatie bidden. Er wordt nuchterheid gevraagd om te kunnen bidden.
Wij hebben daar zelf helemaal een plaats in! Dat lijkt mij heerlijk, juist
voor van die nuchtere mensen in de gemeente, die zeggen: "Dat is
niets voor mij, een gebedskring". We hebben juist mensen nodig die
nuchterheid kennen.

7. Hoop

We zijn geroepen tot verantwoording van de hoop die in ons is. Hier is
dus ons getuigenis aan de orde. Maar dan niet het te pas of te onpas
getuigen. Waar het leven van de Geest door ons leven en dat van de
gemeente heen gaat, waar de 'geur van Christus' (2 Cor. 2:15)
bespeurbaar is, daar zullen mensen ook vragen wat het is dat je
gaande houdt. "Spiritualiteit is wat mij samen houdt, wat mij als discipel
gaande houdt, zegt John Vincent. En ten diepste is het HIJ die mij
gaande houdt. In dat getuigenis naar de wereld toe mag je de wereld
een 'infuus van hoop' geven zegt de theoloog Moltmann. De gemeente
staat in de wereld als een gemeenschap die het visioen van een
genezen schepping heeft gezien. Die dat in haar midden ook zit
opbloeien in zwakke en kleine mensen en daarom ook heeft ze hoop
voor de samenleving om haar heen. Ze kan daarom belangeloos in de
samenleving aanwezig zijn. In een boek over de aanwezigheid van de
kerk in de stad wordt de gemeente 'community organizer' genoemd. De
gemeente die zich inzet voor gemeenschapsopbouw en de hoop
aanwakkert om haar heen. Dat is altijd al een element van het werk van
de kerk geweest. Denk maar aan het werk van 'kruisverenigingen',
club- en buurthuiswerk dat vanuit de kerk werd opgezet, het
buurtopbouworgaan dat in Amsterdam-Oost ooit vanuit de kerken werd
opgericht. De kerken ervoeren dus ook vroeger een
verantwoordelijkheid voor buurt of dorp. Het gevaar van de huidige
ontkerkelijking is dat we ons terugtrekken op het eigen erf, omdat we
mensen de handen vol te hebben om te kerk te laten overleven. En zo
raakt de samenleving uit het zicht. Maar als de gemeente geen zout in
de pap meer wil zijn, wat is dan nog haar identiteit? Zout dat geen zout
meer is, kan weggegooid worden zegt Jezus. De Geest maakt ons ook
creatief om nieuwe wegen te vinden voor die betrokkenheid. Kijk naar
de 'inloophuizen' die in oude wijken worden opgezet. Maar je kunt ook
een straatfeest organiseren in een nieuwbouwwijk, zodat mensen
elkaar leren kennen. Je kunt gevangenen bezoeken en wekelijks een
open maaltijd organiseren, waar mensen uit heel de buurt welkom zijn.
Activiteiten waar een buurt zich aan op kan trekken, waar mensen
elkaar ontmoeten die aan elkaar voorbij leven in het leven van elke dag.
Plekken waar iets gebeurt dat levenwekkend is. Daar hoeft niet altijd
het 'etiket' op te zitten dat het een 'evangelische', 'christelijke' of
'charismatische' activiteit is. Maar het is wel geboren uit het visioen van
de hoop! En het is dat visioen dat we met anderen willen delen.

ds Rob van Essen



Literatuur:

Bonhoeffer Dietrich Leven met elkander, Boekencentrum 1952

Christian Medical Commission, Healing and Wholenees, WCC. 1990

Hardy Daniel W en Ford David F, Jubilate, theology in praise, DLT, 1984 ISBN 0 232
51550 6

Kraan dr Karel Heiliging, het hart van het heil, Kok, 1977, ISBN 90 242 0571 9

Linthicum, Robert C. City of God-City of Satan, Zondervan, 1991 ISBN 0 310 53141

Murray Andrew, De Geest van Christus, Vuur, zj

Overbosch W.G. Het nodige overbodige, Kok, 1989 ISBN 90 242 0789 4

Suurmond Jean Jacqes , Geestesgaven zjin gewone mensen, Ten Have, 1995, ISBN
90 259 4626 7

Vincent John J. Into the City,, Ways and means for the urban church, London, 1982.



Pinksterartikel
voor 'Kerkblad
van het Noorden'
auteur Rob van
Essen.
Citeren met
bronvermelding
toegestaan