Website Analytics and Website Statistics by NextSTAT
gelovenindestad

TEKSTEN BIJ KERSTMIS

Zondag 25 december 2003 Bethelkerk - Loosduinen

"Ik zal u een huis bouwen" 2 Samuel 7,27
lezingen: 2 Samuel 7,17-29, Lucas 2,8-20

Wie geschiedenis wil maken, die bouwt. Denk aan het grote Babel of de paleizen en theater van de Romeinse
keizers. Hitler die door Speer bombastische bouwwerken liet optrekken en het grote paleis van Caucescu in
Roemenië, waarvoor een hele stadswijk tegen de grond ging. Megalomane projecten. Saddam Hussein droomde
van de herbouw van Babel.
David is koning geworden en laat zich in Jeruzalem een paleis bouwen van cederhout en duur gesteente. De ark,
symbool van Gods aanwezigheid, is ook naar Jeruzalem gebracht. En David voelt zich ongemakkelijk. 'Ik woon in
een cederen paleis, terwijl de ark Gods verblijft onder een tentkleed'. Tja, David is een groot man geworden, uit de
weide van achter de schapen weggehaald om vorst te zijn, kan hij het nu breed laten hangen. Ook God moet een
paleis hebben!
Een burcht (paleis) en een tempel: de pilaren van de macht in de vroegste steden. Maar de God van Israel heeft
geen 'huis' nodig: een ankerplaats in de geschiedenis, een alliantie met de macht die trouw van onderdanen
garandeert.

Wij hoeven ons geen zorgen te maken over God of zijn huis. Dagblad Trouw kopte deze week dat de
ontkerkelijking in Nederland nog steeds doorzet. Mensen zijn gevoeliger voor rituelen en symbolen, maar christelijk
geloof en kerk zijn nauwelijks aantrekkelijk. Een groot percentage Nederlanders weet niet meer wat we met Kerst
vieren. Het is trouwens de vraag of we dat vroeger wel wisten. De Westerse christenheid had God ook een huis
gebouwd - kathedralen en kerken verweven met macht. Er was een Franciscus van Assisi voor nodig, met de
kerststal, die de zwakte en kleinheid van God weer zichtbaar maakte.
En hierin blijkt David de koning naar Gods hart te zijn, dat hij zich door de profeet laat tegenspreken. 'Zoudt gij voor
mij een huis bouwen om in te wonen'? Rondgetrokken in een tent is de Eeuwige - want Hij wilde bij dat zwervende
nomadenvolk zijn. Bij kleine en zwakke mensen was Hij 'thuis'. Om het met een oude Joodse spreuk te zeggen:
God woont daar waar men Hem binnen laat. Daar komt bij, zo horen we in 1 Kronieken 22,8, dat David veel bloed
op aarde vergoten heeft. Als er dan al een plaats van aanbidding moet komen, dan mag niet de suggestie gewekt
worden dat we Gods Naam kunnen verbinden met in onze ogen rechtvaardige oorlogen. Tot de huidige dag worden
christenen in het nabije Oosten geassocieerd met de kruistochten. De God van Bush, Blair en Balenende heeft
bloed aan zijn handen, zo kun je in Islamitische landen nog dagelijks lezen en horen.

Daarom zoek je tevergeefs naar een paleis of tempel in de 'stad van David' bij Lucas. De trouw aan het huis van
David blijkt daarin dat God verrassend aanwezig blijkt. Niet waar het ons mensen goed dunkt hem te huisvesten: in
een eerbiedwaardig gebouw van tradities en dogma's. Nee, de God die klein begonnen is - in een woord tot
Abraham, een schreeuw van mededogen uit de vuurdoorn tot Mozes, een fluistering in de nacht tot Samuel - Hij
bouwt ons een huis. Komt in de mens Jezus onder ons tabernakelen (Johannes 1): komt als brood voor
hongerlijders. Jezus wordt dan ook in een voerbak gelegd, want dit kind is - zoals alle oma's zeggen - om op te
vreten.
Mijn lichaam en mijn bloed voor jullie!

Als een mens voor wie geen plaats - laat staan een paleis was - komt Hij. Wij moeten niet alleen maar aan een
kind denken waarvoor geen plaats is. Gisteren zag ik in 'Twee Vandaag' de vergeefse zoektocht van twee
bejaarden. Mevrouw had in het verzorgingstehuis teveel zorgminuten nodig en moest naar een verpleeghuis.
Volgens alle regeltjes moest dit paar na 58 jaar uit elkaar. En al de goedwillende helpers werden niet moe als
goede ambtenaren uit te leggen dat de regels zo nu eenmaal zijn. Wat is dit voor een wereld waarin je een mens
de nabijheid van zijn partner ontneemt? Waar je niet meer meetelt als je oud bent?
Van dat niet meetellen kunnen de herders mee praten.
Ze verdienen wellicht nog geen 120 procent van het minimumloon. Of ze maar buiten Bethlehem willen blijven,
deze kanslozen. Mensen die bepaald niet verwend zijn door hartelijkheid.
"Plotseling staat daar een engel des Heren bij hen en een licht omstraalt hen", schrijft Lucas.
Engel, dat betekent boodschapper.
Niet meer, maar ook niet minder.
Een engel is niet alleen maar iemand die een boodschap brengt, een engel is één en al boodschap. Een engel is
een licht van God. Eigenlijk is een engel een kunstenaar: die je met nieuwe ogen naar de dingen laat kijken.
Als het licht van de engel over de wereld valt weet je ineens: ik ben niet alleen. God is er ook nog! Dat is wat
engelen altijd te zeggen hebben: "God is er ook nog"!
Dat ervoer die buitenkerkelijke vrouw in mijn eerste gemeente: in de week na de zelfdoding van haar zoon werd
haar kamer vervuld van licht en een engel troostte haar. 'U zult het wel niet geloven', zei ze tegen me. Maar ik zei:
'Als in de bijbel God zijn engelen stuurt, waarom zou Hij dat ook nu niet doen? Ja, ik geloof in engelen.'
Het gekke is dat wij mensen daar eigenlijk een beetje van terugschrikken. Daarom moeten engelen altijd beginnen
met ‘Vrees niet!" We willen in ons hart wel dat God in de kerk woont, maart Hem toelaten in ons hart? Religieus
zijn we, maar alles met mate. "Dominee, ik geloof wel, maar niet fanatiek", zeggen mensen dan.

Maar daar staat die engel
naast hen, met zijn goede nieuws.
Eén en al boodschap. Hij zet de velden van Efrata in opstandingslicht. "U is heden de Heiland geboren, namelijk
Christus de Here, in de stad van David".
Drie gongslagen: De Heiland! De Messias (Christus)! De HERE! In de stad van David.
Zoals straks de hof van Gethsemané op de opstandingsmorgen vervuld is van het licht van de engelen, zo zijn de
velden van Efrata midden in de nacht vervuld met engelenlicht. Zo vallen Kerst en Pasen samen vandaag op één
dag. En Maria heeft het in haar lofzang gezongen: "Hij heeft eenvoudigen verhoogd". Wel, dat begint hier met de
herders, mensen die midden in de nacht door God in het zonnetje worden gezet. Dat gebeurt niet in de kerk, maar
midden in het leven. Midden in de wereld. Onze God is geen God van kerkdiensten - hoe heerlijk het ook is ons
aan elkaar te warmen en aan het licht van kaarsen. Het Kerstevangelie wil midden in de wereld verkondigd worden.
Midden onder je werk. Daar ziet God naar ons om. Tegen zwoegers die denken dat niemand hen ziet, zegt God:
"Ik ben erbij. Ik wil jouw God zijn".

Hoe moet je dan weten dat God erbij is? "En dit zij U het teken: Gij zult een Kind vinden in doeken gewikkeld en
liggende in een kribbe". Na die woorden verandert het heuvellandschap in een icoon van kleur en lofprijzing. Want
al de engelen - het blijkt er niet één te zijn maar een heel legioen! - barsten uit in een lofprijzing. "Ere zij God in
den hoge en vrede op aarde bij mensen des welbehagens". Ja, het is Gods eer in den hoge dat mensen op aarde
in het zonnetje worden gezet. Sommige mensen denken dat het Gods eer is dat wij mensen maar kleine, nietige
aardwormen zijn. Integendeel, het is Gods eer dat mensen op hun voeten worden gezet!

Het is Zijn eer dat Hij Zijn vrede met volle handen wegschenkt. 'Vrede op aarde'- wat is dat dan? Dat is die
concrete mens die ons gegeven wordt. Die mens die ons tegemoet komt met opgestoken hand: "Vrede!"
Hij heeft niets te verbergen, Hij komt met open handen om ons Zijn vrede aan te bieden. Zo komt Jezus in de
wereld.
Hij komt niet alleen, zoals een verkeerde vertaling zegt, voor mensen van ‘goede wil'. Hij komt voor mensen van Zijn
welbehagen: mensen waarover Hij zich ontfermt.
Was het alleen voor mensen van goede wil, dan zouden we er zelf ook buiten vallen. Onze goede wil is vaak ver te
zoeken. Plichtsgetrouwe ambtenaren op zijn best soms.

De herders kunnen geen moment wachten met naar Bethlehem te gaan. Ze willen
zien het woord dat hen door de
Heer bekend is gemaakt. En ze vonden Maria en Jozef en het Kind.
Een gewone vader en moeder en een doodgewone baby met een natte luier. En ze lopen er niet aan voorbij, zoals
al die anderen in Bethlehem aan Maria en Jozef voorbij gelopen en gekeken hadden. Dankzij het
woord dat tot hen
gesproken was over dit kind weten ze het: het is een bijzonder kind!
Het is de Heiland, de Christus, de Here!
Dankzij het woord van God herkennen ze dit kind als de Davidszoon. Als een collega, als een echte goede herder.
En ze verheugen zich daar mateloos in.
En ze kunnen het niet laten, staat er, om aan iedereen die erbij aanwezig is te vertellen van dit kind.
In dat overbevolkte Bethlehem waren gegarandeerd nog veel meer mensen. En er waren er zeker wakker geworden
door alle drukte rondom de geboorte van dit kind.
En de herders vertellen dat het niet zomaar een kind is, maar de Koning van Israël. Zonder dat het hen gevraagd is,
nemen de herders de taak van de engelen over.
De engelen hebben niet gezegd dat ze het verder moeten vertellen. Maar als ze het Kind gezien hebben en de
vreugde in hun hart is opgeweld dan vertellen ze het verder. Als ze terugkeren naar hun kudden dan loven en
prijzen ze God.
De herders worden tot kunstenaars gemaakt. Ze veranderen de stal in een kathedraal. Maria en Jozef zijn niet
langer weggeschoven naar de rand - jullie mogen daar wel een plekje - maar ze staan nu centraal. De herders
knielen om hen heen. En de os en de ezel lopen weg uit de profetie van Jesaja en komen ook zomaar de stal
binnen. "Welkom jongens, hoe meer zielen, hoe meer vreugd". "Want de os kent zijn eigenaar en de ezel de krib
van zijn meester". Dan moet de ezel erbij zijn, zeggen de kunstenaars, want als ergens de krib van de Meester te
vinden is, dan wel in deze stal. En als het feest in de stal doorgaat, klinkt buiten het gejubel van de herders, die
het zingen van de engelen hebben overgenomen. Het zal iets minder melodieus geklonken hebben, wat ruw en
gebarsten, maar het morgenlicht kleurt hun liederen.

En als wij nu vandaag goed geluisterd hebben naar het
woord dat over dit Kind gesproken is, dan zet dat ook onze
werkelijkheid in een nieuw licht. God wil steeds weer klein beginnen! . En wat we altijd gewoon gevonden hebben -
dat we een vader of een moeder hebben, een partner, buurman of goede vriend - dat blijkt opeens bijzonder te zijn.
In mensen komt God ons nabij. Klein...maar fijn!

ONSCHULDIG BLOED
Vrij Evangelisch gemeente Den Haag, 28 december 2003

Lezingen:
Lezingen: Jeremia 31:15-17 en Matth. 2:13-18
Toen Herodes zag, dat hij door de wijzen misleid was...Mattheus.2:16

We worden op deze zondag na Kerst wreed uit de romantiek van de kerstsfeer weggerukt. Het is de zondag van de
"Onnozele kinderen". Het is typerend dat de tweede Kerstdag op de oud-christelijke kalender direct al aan een
martelaar is gewijd: Stephanus. Jezus kwam niet om de vrede te brengen, maar het zwaard, zegt Hij zelf in het
evangelie (Matth. 10:34). Daarmee wil gezegd worden dat Zijn komst verzet en tegenstand oproept - moet
oproepen! Het is een strijd van hart tegen hard! Vanmorgen wordt dat geïllustreerd in de geschiedenis van de
onnozele kinderen. Zij sterven omdat Herodes, de grote koning, zijn macht bedreigd ziet door de "Koning der
Joden" waarover de wijzen hem bericht hadden. Geen ‘zalig kerstfeest' voor Herodes dus, maar slapeloze nachten.

Historisch is er aanleiding om het verhaal van de moord op de onnozele kinderen als een latere midrasj te zien,
door Mattheus verteld om zo uit te laten komen dat Jezus een nieuwe Mozes, een verlosser is voor zijn volk. Ook
in Egypte stierven eertijds onschuldige Joodse jongetjes, omdat de Farao vreesde dat de aanwezigheid van dit volk
zijn macht zou ondermijnen. Maar Mozes wordt, in Egypte!, gered. Hij vindt een schuilplaats aan het hof van
Farao. Zo wordt de macht van de Farao bespot: onder zijn ogen groeit de bevrijder op die de kinderen Israëls
bevrijden zal. En ook in dit verhaal horen we van een heerser die ‘bespot' wordt (misleid, NBG): de wijzen uit het
Oosten zijn de ware Koning eer gaan bewijzen en hebben hem links laten liggen. En dan geeft hij in zijn woede
opdracht alle jongetjes tot twee jaar oud te doden. Een gruwelijk verhaal. En tot de huidige dag zijn het baby's en
kleuters die de eerste slachtoffers worden van despoten, van de zucht naar macht.
Waarschijnlijk is het verhaal van de kindermoord niet historisch, in die zin dat Herodes stierf in het jaar dat Jezus
geboren werd. Maar wat Mattheus vertelt sluit wel aan bij wat we historisch weten over Herodes. Hij was ziekelijk
achterdochtig en vermoordde zelfs zijn vrouw Mariamne en zijn drie zoons uit angst dat ze een complot tegen hem
smeedden. Keizer Augustus zei over hem dat je beter zijn zwijn dan zijn zoon kon zijn. Geen wonder dat de dag
van zijn dood in Israël als een nationale feestdag gevierd werd!

Waar het de evangelist om gaat is ons duidelijk te maken dat geloof in het Kind van Bethlehem vervolging en
martelaarschap betekent. Jezus is het Licht dat in de wereld gekomen is, maar hoe feller het licht, des te dieper
ook de schaduwen. Wie beseft wie dit Kind is, kan niet langer neutraal blijven. Die wordt voor de keuze geplaatst.
Deze Jezus is de vleesgeworden trouw van God - de God die onze aanbidding vraagt. Dictatoren kunnen het niet
hebben dat anderen naast of boven hen geëerd worden. In een droom verschijnt Jozef een engel en hij krijgt
opdracht naar Egypte te vluchten - en in de nacht nam hij het kind en zijn moeder en week uit naar Egypte.
Egypte: het land van de ballingschap! Herodes ziet als het ware kans de geschiedenis ongedaan te maken. Als
had de uittocht en de bevrijding nooit plaats gevonden.
Maar God is er ook in Egypte - zoals Hij er was toen Mozes' leven bedreigd werd. Steeds weer horen we in
bijbelse verhalen, als Gods knechten vluchten moeten, dat God ze onderhoudt op de meest onmogelijke plaatsen.
Denk maar aan Hagar, die een bron vindt in de woestijn en aan Elia die, voor Isebel gevlucht, van een engel een
gebakken koek en water krijgt. God wordt beleden als de God die de doden levend maakt.
In oude iconen zien we die link tussen Kerst en Pasen daarin, dat de plek van de geboorte een grot is. Daarmee
als het ware al vooruit verwijzend naar het Paasverhaal: God geeft leven in de dood!

Maar Jozef en Maria weten dat allemaal nog niet. Zij moeten vluchten, wijken voor het geweld. Zoals de wereld nog
steeds vol vluchtelingen is. En je moet naar de verhalen van vluchtelingen luisteren, om jezelf te realiseren hoe
bevoorrecht wij zijn. Ons probleem in Nederland is wachten in de file, geluidsoverlast op Schiphol (omdat we
minstens twee keer met vakantie willen per jaar). En dan leggen wij vluchtelingen de meest strenge maatstaven
aan, wij, die niet streng voor onszelf kunnen zijn. Die willen vermageren, maar wel lekker willen blijven eten.
Maar voor al wie onder de Herodessen lijden is het leed nog lang niet voorbij. Mattheus herinnert aan een woord uit
de profeet Jeremia, over Rachel die weigert zich te laten troosten over de dood van haar kinderen. Hij past dit
woord toe op allen die in de ballingschap verdwenen zijn. Rachel - zij staat voor alle Joodse moeders - schikt zich
niet. Zegt niet: "De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen...". Nee, ze blijft om recht roepen, zoals de
weduwe in de gelijkenis. Ze gelooft in een God die aan de kant van de slachtoffers staat. Het verhaal van de
kindermoord is geen verhaal over een ‘vervulde' profetie, alsof het Gods wil is dat kinderen ten onder gaan. Maar
wat Mattheus ons wil vertellen is dat er veel onschuldig bloed vergoten moet worden, voordat het heil zichtbaar en
tastbaar wordt. We leven in de nacht van de geschiedenis... maar: er is een Kind en dat staat aan de kant van de
slachtoffers. Onwetend zijn deze kinderen de eerste getuigen, de eerste martelaren. Hun dood is niet vergeefs: wie
met Hem sterven, zullen met Hem leven! Ook zij die onwetend, de Rechtvaardige toebehoorden in hun leven,
wijzen in het offer van hun leven naar Hem heen!

Let op, hiermee is het lijden en de dood van onschuldigen in de wereld niet ‘verklaard', net zo min als de dood van
Jezus ‘verklaard' kan worden. Maar Mattheus maakt duidelijk dat Jezus in de strijd van hart tegen hard zelf
slachtoffer is en aan de kant van de slachtoffers staat. En Rachel, als type van het volk van God, weigert zich te
laten troosten. Ze blijft roepen om recht! Blijft hopen op de God die zijn zoon - zijn kinderen - uit Egypte roept. Uit
het land van de nacht bevrijden zal. Want het moet Pasen worden! Al duurt het wachten wel heel lang. In die
tussentijd moet de gemeente de knie niet buigen voor wat geen respect heeft voor het kleine en zwakke.
Integendeel, ze moet de Herodessen bespotten door het Kind hulde te bewijzen. Het kleine te eren en te
beschermen.